Aanvrager levert onvoldoende informatie voor het eigen Bibob-onderzoek: wat nu?

Overheidsmedewerkers belast met Bibob-onderzoeken kennen deze situatie als geen ander: de door aanvrager aangeleverde gegevens zijn onvoldoende om het eigen Bibob-onderzoek goed te kunnen uitvoeren. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft zich een aantal keer over deze vraag gebogen, recentelijk nog op 23 september 2015. Voordat ik die uitspraak de revue laat passeren, maak ik eerst wat inleidende opmerkingen over het Bibob-onderzoek.

 

Inleidende opmerkingen over de Wet Bibob

De Wet Bibob (voluit: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) maakt het voor overheden mogelijk om vergunningen, subsidies en contracten te weigeren of in te trekken als er sprake is van ernstig gevaar dat die vergunning, subsidie of dat contract mede gebruikt zal gaan worden om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen. Met andere woorden: is er een aanzienlijke risico dat een vergunning, subsidie of contract ook gebruikt gaat worden voor criminele activiteiten, dan kan die vergunning, subsidie of dat contract geweigerd worden. Maar, zoals altijd bij overheidshandelen, valt of staat alles met een zorgvuldige voorbereiding in de vorm van het Bibob-onderzoek.

Dat onderzoek vindt in ieder geval door de desbetreffende overheid zelf plaats. In de hier behandelde uitspraak was dat de provincie Noord-Holland (gedeputeerde staten). Komt dat overheidsorgaan er niet uit, dan kan advies gevraagd worden aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), een onderdeel van Justis, een onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het Bibob-onderzoek spitst zich voor een belangrijk deel toe op financiële zaken. De gedachte daarachter is dat onduidelijke financiën een belangrijke aanwijzing zijn voor criminele activiteiten zoals, niet in de laatste plaats, witwassen. Informatie over die financiële zaken wordt opgevraagd bij de aanvrager of de vergunninghouder zelf. Het is de kunst om, met de instrumenten die de Wet Bibob en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt, die informatie ook daadwerkelijk los te weken bij aanvrager of vergunninghouder.

 

De uitspraak van 23 september 2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) weigerden met een beroep op de Wet Bibob een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een betoncentrale. Volgens GS was sprake van ernstig gevaar gelet op verschillende strafbare feiten die tot veroordelingen hebben geleid, gelet op een ernstig vermoeden van andere strafbare feiten en gelet op de weigering van aanvrager om door het LBB verzochte aanvullende gegevens te verschaffen. Dat laatste baseerden GS op artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob: op grond van dit artikel wordt de weigering van aanvrager om een Bibob-vragenformulier, volledig in te vullen, aangemerkt als ernstig gevaar.

Echter, zo concludeerde de ABRS, artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob is alleen van toepassing bij een Bibob-onderzoek dat uitgevoerd wordt bij een al verleende vergunning. Levert een aanvrager tijdens de behandeling van zijn aanvraag niet alle op het Bibob-vragenformulier gevraagde informatie aan, dan is niet artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob, maar artikel 4:5 van de Awb van toepassing. Artikel 4:5 van de Awb bevat een regeling voor onvolledige aanvragen: deze mogen buiten behandeling gelaten worden zonder verdere inhoudelijke behandeling, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen de ontbrekende gegevens of stukken alsnog binnen een bepaalde termijn aan te leveren.

 

Conclusie

Levert een aanvrager niet alle op het Bibob-vragenformulier gevraagde informatie aan, dan moet hem of haar een (schriftelijk) hersteltermijn geboden worden waarbinnen de gevraagde informatie alsnog ingediend moet worden. Die termijn moet redelijk zijn.

Levert aanvrager dan nog steeds niet alle gevraagde informatie, dan kan de aanvrager zonder inhoudelijke beoordeling buiten behandeling gelaten worden. Dat besluit tot buiten behandeling laten moet genomen worden binnen vier weken:

– nadat aanvrager wel wat maar niet alle gevraagde informatie heeft aangeleverd; of,

– nadat de hersteltermijn is verstreken zonder dat aanvrager iets heeft aangeleverd.

Wilt u meer weten?